zien

{{zien}}{{/term}}

I 〈onovergankelijk werkwoord〉

1 [niet blind zijn] see

2 [kijken, er uitzien] look

3 [uitzicht geven] look (out)

♦voorbeelden:

1   scherp/scheel zien • be sharp-eyed; 〈scheel〉 (have a) squint

2   〈informeel〉 zie ik zo bleek? • what/who do you take me for?

     hij ziet scheel van de hoofdpijn • he has a splitting headache

3   dit venster ziet (uit) op de straat • this window looks (out) onto the street

II 〈overgankelijk werkwoord〉

1 [waarnemen, opmerken, overwegen] see

2 [als mogelijkheid/uitkomst verwachten, beleven] see

3 [proberen] see (to it)

♦voorbeelden:

1   〈figuurlijk〉 drank kan ik niet meer zien • I can't (so much as) look at another drink

     〈figuurlijk〉 iemand niet kunnen zien • not be able to stand (the sight of) someone

     iets laten zien • show something

     zich ergens laten zien • show one's face somewhere

     het mag gezien worden • it will pass inspection

     dat moet ik nog zien • I wonder about that

     het was niet te zien • it didn't show

     waar zie je dat aan? • how can you tell?

     je moet het zó zien • look at it this way

     ik zie aan je gezicht dat je liegt • I can tell by the look on your face that you are lying

     bij het zien van … • on seeing …

     hij ziet niet op een tientje • ten guilders makes no difference to him

     tot ziens • goodbye; 〈informeel〉 bye

     ik zie het al voor me • I can just see it

     ik heb hem in geen eeuw gezien • I haven't seen him for ages

     ik zie, ik zie wat jij niet ziet • I spy (with my little eye)

     zie je, ziet u? • you see?; 〈informeel〉 see?

     mij niet gezien • count me out!

     ik zie mij al • I can quite see myself

2   ik zie het hem nog niet (zo snel) doen • I can't see him doing it

     ik wil het wel eens zien • I'd like to see that (happen(ing))

     het niet meer zien zitten • have had enough (of it); not be able to see one's way out (of a situation)

     iets/iemand (niet) zien zitten • 〈iets dat/iemand die men al gezien heeft〉 (not) like the look of something/someone; 〈anders〉 (not) like the sound of something/someone

     zo zie je maar weer • there you go again, that's how it is

3   zie het maar klaar te spelen • see that you manage (somehow)

     je moet maar zien hoe je het doet • you'll just have to manage; 〈ook〉 I'll leave it to you

¶   het voor gezien houden • be through (with someone/something)

     dat zien we dán wel weer • we'll cross that bridge when we come to it

     het wel gezien hebben • have seen enough (of it)